
Een jaar en drie maanden heb ik dit werk gedaan. Toen besloot ik te vluchten. Mijn salaris heb ik nog nooit ontvangen. Om weg te komen loog ik tegen mijn baas dat mijn moeder erg ziek was. Toen gaf hij me 15.000 roepies (15 euro), voor meer dan een jaar werk. De rest zou ik krijgen als ik terugkwam. Maar ik ben nooit teruggegaan. Ik was zo ontzettend moe. De inzet van de vakbondsorganisatie SBSI
Dit is het verhaal van Lili. Veel van de 2,6 miljoen huishoudelijk werkers in Indonesië kunnen net zo’n verhaal vertellen. 35% van hen is nog kind. De Indonesische vakcentrale SBSI trekt zich hun lot aan. In 2007 gaat de SBSI in 3 grote steden op Java, Jakarta, Surabaya en Bandung, huishoudelijk werkers organiseren, vertelt Conny Wedda programmamedewerker vann CNV Internationaal en net terug uit Indonesië. 'De SBSI gaat van deur tot deur of naar ontmoetingsplaatsen om huishoudelijke werkers te ontmoeten. Maar ook via bemiddelingsbureau’s legt de SBSI contacten. Veel bemiddelingsbureaus staan bekend als uitbuiters. ‘Toch zijn er ook bureaus die goede dienstverlening willlen geven.' Rust, scholing en rechtshulp voor huishoudelijk werkers
De SBSI regelt scholing voor huishoudelijke medewerkers. En zet zich in voor goede arbeidsomstandigheden, zoals regelmatige uitbetaling van loon en niet te lange werkdagen. Daarnaast geeft de SBSI rechtshulp aan die huishoudelijke werkers die arbeidsproblemen hebben met hun werkgever: Bijvoorbeeld het niet uitbetalen van salaris, onvoldoende rust, ongewenste intimiteiten. Daarnaast wil de SBSI het bewustzijn vergroten in Indonesie over de slechte arbeidsomstandigheden van deze groep werknemers. Want huishoudelijke werknemers zijn ook werknemers. Ze hebben dus dezelfde rechten. En kinderen moeten naar school. Ze zijn te jong om lange dagen te werken in de huishouding.
Publicatiedatum 09 05 2007